<< Vorige pagina

19 december 2019

De meest markante schilder van de Gouden Eeuw bij de afdeling Den Haag


De schilder Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662) is bij het grote publiek nauwelijks bekend. Dr. Edwin Buijsen, Hoofd collecties bij het Mauritshuis, schreef een proefschrift over zijn schilderijenproductie, dat recent bekroond werd met de Karel van Manderprijs van de Nederlandse Vereniging van Kunsthistorici. Zijn conclusie: Adriaen van de Venne kan vanwege zijn originaliteit, spitsvondigheid en veelzijdigheid worden beschouwd als een van de meest markante kunstenaars uit de Gouden Eeuw. Hij sprak er vorige maand gepassioneerd en uitgebreid over bij de afdeling Den Haag.

 

Adriaen van de Venne werd geboren in Delft, als kind van Zuid-Nederlandse ouders die afkomstig waren uit Lier. Eerst werkte hij in Middelburg. Rond 1625 verhuisde hij naar de hofstad Den Haag, waar hij tot aan zijn dood zou blijven wonen en werken. Bijzonder is vooral zijn artistieke veelzijdigheid. Behalve als schilder en dichter, was Van de Venne ook actief als tekenaar, boekillustrator en zelfs als ontwerper van een wandtapijt. Hij werkte daarnaast enige tijd als uitgever en boekverkoper.

 

 

Landschappen

 

In Middelburg schilderde Van de Venne hoofdzakelijk veelkleurige landschappen met een overvloed aan details. Het waren dure, exclusieve producten voor een kapitaalkrachtige klantenkring. Daarnaast maakte hij reeksen met jaargetijden, intieme kabinetstukjes en portretten. Vanaf 1618 was hij ook betrokken bij de succesvolle familiedrukkerij van zijn broer Jan in Middelburg. Hij werd de vaste illustrator van Jacob Cats en maakte vele gravures. Van de Venne vertrok waarschijnlijk naar Den Haag om dichter bij het hof én het nieuws te zijn. Op 23 april 1625 overleed prins Maurits. Adriaen maakte een gravure van het paradebed en schreef het begeleidende gedicht. Hij maakte daarvan ook kleine versies, wellicht voor Oranje-aanhangers of als relatiegeschenk.

 


 

Stijl


Zijn stijl, techniek en themakeuze veranderden drastisch kort nadat hij van Middelburg naar Den Haag verhuisde. Het lijkt erop dat Van de Venne zich aan het begin van zijn Haagse periode vooral als hofkunstenaar wilde profileren. Uit die tijd komen onder meer een luxueus album met gouaches en een monumentaal ruiterportret van winterkoning Frederik V van Bohemen en diens vrouw Elizabeth Stuart. Hierin paste hij voor de eerste keer de grisailletechniek toe. Dat wil zeggen dat het schilderij is uitgevoerd in verschillende tinten van één kleur, hetgeen zeer ongewoon was voor een vorstelijk ruiterportret.
 

Grisailletechniek


De grisailletechniek werd al eeuwenlang toegepast, ook door groten als Van Eyck, Rubens en Van Dijck, maar slechts zelden voor op zichzelf staande eindproducten, zoals Van de Venne deed. In 1627 schilderde hij drie genrestukken die als grisailles zijn uitgevoerd, waarmee hij een nieuw type schilderij introduceerde dat zich kenmerkte door een snelle schilderwijze en het gebruik van relatief goedkope materialen. De thema's zijn ontleend aan het dagelijkse leven, met een voorkeur voor boeren en bedelaars. Ook de compositie werd vereenvoudigd.
 

Opschrift


Van de Venne maakte ook opschriften in de Nederlandse taal op zijn schilderijen. Dat was nieuw. Als voorbeeld haalde Edwin Buijsen het opschrift 'Wat maeckmen al om gelt' aan, op een schilderij van een wellustige boer die een bordeel bezoekt en daar wordt beroofd van zijn koopwaar en geld. Hij keert vervolgens berooid huiswaarts en haalt zich daar de toorn van zijn vrouw op zijn hals. Maar het gaat in het schilderij vooral over de vrouw achter het venster, die zichzelf verkoopt voor geld. De moraal van het verhaal is dat de beschouwer slimmer behoort te zijn dan die boer, omdat het anders slecht zal aflopen.
 

Productie


Van de Venne maakte meerdere versies van zijn composities. Na 1631 kwam zijn productie van grisailles goed op gang. Het genre werd zijn specialiteit en hij was de eerste en enige schilder die op een dergelijke grote schaal grisailles als zelfstandige kunstwerken ging vervaardigen. Dit ging gepaard met een aanzienlijke verhoging en verregaande standaardisering van zijn schilderijenproductie. Zijn voorkeur ging vooral uit naar voorstellingen van boeren en bedelaars, waarmee hij voortborduurde op de picturale traditie van de boerenfeesten, die door Pieter Bruegel de Oude populair was gemaakt. Boeren en bedelaars werden in de literatuur en beeldende kunst van de zestiende en zeventiende eeuw als marginalen beschouwd, die zich niets aantrokken van de heersende sociale orde en de geldende fatsoensregels. Dat riep bij de welgestelde stedelingen gevoelens van verwondering, vermaak en vooral afkeuring op. Hierdoor zag men de eigen normen en waarden bevestigd.

 


 

Moraal


Door woord en beeld te combineren moest de kijker/lezer doordringen tot de kern van de voorstelling: de moraal die erachter stak. Van de Venne huldigde het principe dat kunst 'sin-rijck', dat wil zeggen betekenisvol, moest zijn. De moraliserende boodschap diende echter op een komische manier te worden verpakt om goed over te komen. Of zoals Van de Venne het zelf omschreef: "Al mallende word men Wijs". Tegenwoordig wordt wat men toen leuk vond, niet altijd meer als amusant ervaren. Hedendaagse museumbezoekers hebben moeite met de nogal grove humor van Van de Venne en het bespotten van minderbedeelden. Naast 'laag-bij-de-grondse' onderwerpen, gebruikte Van de Venne de grisailletechniek ook voor andere thema's, zoals musicerende gezelschappen en kortegaarden. Er is dan ook geen sprake van een inhoudelijke relatie tussen het monochrome kleurgebruik en de uitbeelding van boeren en bedelaars, zoals meermalen is gesuggereerd in de kunsthistorische literatuur.
 

Vrije markt


In Den Haag ging Van de Venne zich richten op de vrije markt. Waarschijnlijk was hij er niet in geslaagd om als hofschilder vaste voet aan de grond te krijgen. Anders dan in Middelburg kon Van de Venne in zijn nieuwe woonplaats niet terugvallen op een netwerk van welgestelde klanten. Maar de vrije markt bood een voor de hand liggende uitweg. Met het grisaille zette Van de Venne een geheel eigen en herkenbaar product in de markt. Het beperkte kleurgebruik in combinatie met een vlotte schildertrant leverde bovendien een aanzienlijke tijdsbesparing - en daarmee kostenbesparing - op. Hij maakte eerst een ondertekening op het paneel, dan een onderschildering in licht- en donkerbruine verf voor de globale lichtverdeling, en vervolgens werd de voorstelling nat in nat geschilderd. Daarbij kon hij volstaan met een paar raak geplaatste penseelstreken en enkele witte toetsjes en donkere contourlijntjes.
 

Aanbod


Het aanbod moest niet alleen gevarieerd zijn, maar ook aantrekkelijk, zowel qua uitvoering als in prijs. Had hij eenmaal een geslaagde compositie bedacht, dan bracht hij die in verschillende uitvoeringen en prijscategorieën op de markt. Een goed voorbeeld van zo'n gevarieerd aanbod is de 'Strijd om de broek', een van zijn favoriete thema's. Het kon worden geleverd als grisaille, maar ook als gekleurd schilderij of als rijmprent. Tevens komt de voorstelling voor als illustratie in een van zijn eigen dichtbundels.

 

Uitzonderlijk kunstenaar

 

Adriaen Pietersz. van de Venne was in alle opzichten een uitzonderlijk kunstenaar. Hij was ook een kind van zijn tijd. Zijn iconografische keuzes en spreukbanden, maar vooral zijn techniek, monochroom en polychroom, zijn opmerkelijk. Hij was een kunstenaar die zijn eigen weg zocht en vond, soms voortbordurend op bestaande tradities, maar vooral ook innovatief. Geen andere kunstenaar ging zo ver in het weglaten van kleur en het combineren van schilder- en dichtkunst. "Daer is genoegh geseyt voor den genen die niet doof en is."

Willem Gijsels

Lid afdeling Den Haag (en gewestpresident Holland)




Terug naar overzicht »