<< Vorige pagina

19 oktober 2018

ALD 2018: aan de slag met taalverwerving en laaggeletterdheid


 

   

 

Het thema van de Algemene Ledendag was taalverwerving en laaggeletterdheid. Die onderwerpen werden op 6 oktober in Ede van alle kanten belicht en bediscussieerd. Voormalig laaggeletterden vertelden hoe zij zich aan de laaggeletterdheid ontworsteld hadden. Professoren gingen in op theorieën en oplossingsmodellen. Afdelingen met geslaagde taalprojecten legden uit hoe ze die hadden opgezet. Taalprofessionals zetten uiteen wat hun organisaties hadden bereikt. Eén vraag bleef de hele dag boven de discussies hangen: kan en moet de Orde van den Prince zelf iets doen op dit gebied? Het antwoord op beide vragen was aan het eind van de dag duidelijk. Ja.

 

In haar openingsspeech kwam President Godelieve Laureys meteen ter zake. "15% van alle mensen in Nederland en Vlaanderen zijn laaggeletterd of zelfs analfabeet. Dat zijn zo'n 2,5 miljoen Nederlanders en bijna 1 miljoen Vlamingen. Voor vele Princevrienden een volslagen verrassing: ik ken er geen één… Procentueel is het aantal laaggeletterden onder de allochtone bevolking niet hoger dan bij de autochtone bevolking. Veel laaggeletterden zijn 'functioneel analfabeet'. Ze kunnen woordjes lezen en hun naam schrijven. Maar een tekst duiden, zelfs als die in begrijpelijk Nederlands is geschreven, kunnen ze niet." Godelieve Laureys eindigde haar speech met een 'appel aan allen'. "Dit is iets waarmee wij onze werking kunnen versterken. Met taal bezig zijn én maatschappelijk betrokken zijn: is dat niet onze kernopdracht? Het kan bovendien grensoverschrijdend, want de situatie in Nederland is niet beter dan in Vlaanderen en omgekeerd."

 

 

Struikelblok

 

Na een kort welkomstwoord van gewestpresident Oost-Nederland Jeanette van Nigtevegt was het de beurt aan gedeputeerde Josan Meijers om de deelnemers in de provincie Gelderland te verwelkomen. "Het aanpakken van laaggeletterdheid staat hoog op de agenda van de Provinciale Staten van Gelderland. Het grootste struikelblok is om mensen te vinden die zeggen dat zij hulp nodig hebben bij taalverwerving omdat ze laaggeletterd zijn. De manier waarop deze mensen benaderd worden, is daarbij van groot belang. Als je uitstraalt dat je vindt dat ze dom zijn, dat ze niet hebben opgelet op school en/of dat ze slechte ouders hebben gehad die hen normale dingen niet hebben meegegeven, dan komen we er niet. We moeten begrip tonen en beseffen dat het hen ook maar is overkomen. De Orde van den Prince heeft met haar 3000 leden - en ik weet dat een lid van de Provinciale Staten van Gelderland hier in de zaal zit - een enorm potentieel om bij te dragen aan de taalverwerving van veel mensen. Ik hoop dat dat gaat gebeuren en dat jullie veel van elkaar mogen leren. Om af te sluiten, de deelnemers die ook morgen nog in deze mooie provincie zijn, kan ik niet anders dan de Hoge Veluwe en het Kröller-Müller museum aanbevelen."

 

 

Niet genoeg

 

Gewestpresident Holland Cees de Wit introduceerde vervolgens het thema 'Taal voor allemaal'. "Van schrijven en het geschrevene kunnen wij Princeleden dikwijls niet genoeg krijgen. Maar wat als je niet kunt lezen of schrijven, of zelfs geen Nederlands kunt spreken? Dan heb je niet zo’n leuk leven, want je kunt niet meedoen aan onze ‘tekst-, formulieren-, internet- en kennismaatschappij’. Voor je het weet, heb je het gevoel er niet bij te mogen horen. Jíj gaat je schamen in plaats van de anderen, die je als een probleemgeval benoemen en die je eigenlijk over het hoofd zien of politiek niet urgent vinden. Want wegkijken is makkelijker dan jou te helpen." Laaggeletterdheid is volgens Cees de Wit een drama voor de mensen om wie het gaat. "Het is best mogelijk dat hij of zij daardoor geen werk heeft en dus nauwelijks inkomen. Hij kan kinderen of kleinkinderen niet voorlezen, geen kaartje voor een dierbare zieke schrijven, niet mailen, geen formulieren invullen en geen medicijnenbijsluiter, rekeningen of aanmaningen lezen. Door dat laatste kunnen mensen ongezond worden en/of raken ze in de schulden. Het is bovendien heel duur voor de maatschappij. Aan extra kosten inzake gezondheidszorg, sociale zekerheid en aan bestrijding van armoede die gerelateerd is aan laaggeletterdheid, wordt in Nederland bijna een half miljard uitgegeven. Daar komt dan nog eens derving van belastinginkomsten en inkomensverlies van de laaggeletterden zelf bij, nog eens ruim een half miljard. Van de mensen die ernstige taalproblemen hebben, is tweederde autochtoon en eenderde nieuwkomer. Van de nieuwkomers kan de helft Nederlands als tweede taal heel goed leren en dat doen ze over het algemeen dan ook."

 

 

Naar buiten treden

 

Welke kant moeten we op? Cees de Wit had wel een suggestie: "Naar buiten treden, doen wij tot nu toe in onze eigen sociale omgevingen. Velen vinden echter dat we meer naar buiten moeten treden, liefst in de (sociale) media, omdat wij anders onzichtbaar zijn en ons bestaansrecht zouden verliezen. 'Als niemand weet wie wij zijn, is ledenwerving onbegonnen werk', hoor je vaak. Daarnaast is er een urgent probleem op het gebied van taal en dat is een gebied waarop we iets te bieden hebben. De vraag is dus: blijven we alleen maar samenkomen, of gaan we ook wat doen? 'Ook', voor de goede orde, naast het samenkomen dus." Cees de Wit denkt daarbij dan vooral aan samenwerking met organisaties die zich richten op laaggeletterdheid, het via onze netwerken bevorderen dat beroepsgroepen meer met die organisaties gaan samenwerken, zelf taalmaatje worden, bijdragen aan visie-ontwikkeling en aan het bestuurlijk of organisatorisch ondersteunen van organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid.

 

 

Invoelbaar

 

Na deze inleiding interviewde Wil van Dijk, voorzitter van de stichting ABC, twee voormalige laaggeletterden, die nu als taalambassadeurs aandacht vragen voor het thema laaggeletterdheid op beleidsniveau en daarnaast concrete projecten adviseren over de beste aanpak. Hun persoonlijke getuigenissen maakten het thema heel concreet en invoelbaar. Taalambassadeur Ronny Stoop vertelde dat hij een moeilijke jeugd had gehad en op de lagere school alles vier of vijf keer moest vragen. "Al snel was ik de lomperik en de idioot, ook bij de docent. Dan durf je niets meer te vragen. Op mijn veertiende ben ik gaan werken in de fabriek, altijd hetzelfde, dat kon ik goed. Daarna in de Antwerpse haven. Altijd was er die schaamte, je voelt je lomp en dom. Ik was voorzitter van de voetbalclub, maar als ik een speech moest houden kon ik die niet voorlezen." En toen kwam Ronny in contact met een lerares die hem overhaalde te gaan leren lezen en schrijven. "Mijn eigen familie wist hoe het zat, maar naar de buitenwereld zeiden we dat ik mezelf 'aan het opfrissen was'. Ik ben zoveel gelukkiger nu ik kan lezen en schrijven. Gewoon overweg kunnen met een parkeerautomaat. Het juiste gsm-abonnement selecteren, zodat ik niet meer 180 euro per maand betaal. Het is alsof ik de lotto gewonnen heb."

 

 

Bloemenzaak

 

Taalambassadeur Jos Niels had een vergelijkbaar aangrijpend verhaal. "Op de lagere school heb ik door een ongeluk een half jaar gemist. Dat haalde ik niet meer in. Mijn meester in de zesde klas zei: al blijft Jos tot zijn 65e hier op school, hij komt toch niet verder. Ik ben de tuinbouwschool gaan doen en heb vervolgens een bloemenzaak opgezet. Uiteindelijk werkten er 35 mensen voor mij. Ik had altijd een mitella in de auto. Die deed ik voor het uitstappen om. Sorry, ik kan niet schrijven met mijn arm. Je beseft 24 uur per dag wat je niet kan. 's Nachts ben je aan het nadenken hoe je de lees- en schrijfproblemen van de dag erna gaat oplossen. Op een gegeven moment wilden mijn medewerkers een computer, ik niet. Die computer kwam er toch en 's avonds zette ik hem aan. Ik kon er niets mee en zette hem uit door de stekker eruit te trekken. Bleken er de volgende dag allemaal orders te zijn verdwenen. In die tijd zag ik een aankondiging van het cultureel centrum over een cursus om beter te leren lezen. Ik heb gebeld en kreeg vervolgens een gesprek met een lerares. We spraken af dat ik de volgende dinsdagavond naar mijn eerste les zou gaan. Ik stond daar voor de deur en ik durfde niet. Toen kwam toevallig de lerares van dat eerste gesprek eraan en zij nam mij mee naar binnen. Bleken daar allemaal mensen uit het dorp te zitten die ik kende. Ik heb dus leren lezen en schrijven. Ik maak wel veel fouten, maar dat is niet mijn probleem. Dat is het probleem van de mensen die 'd' en 'dt' verzonnen hebben."

 

Ministerie

 

Van de persoonlijke ervaringen naar het beleid. Beleidsmedewerker Hans Hindriks van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap maakte kort enige bedenkingen en kanttekeningen bij het onderwerp laaggeletterdheid, een beleidsterrein waarop hij al vijf jaar werkzaam is. "Taalverwerving is een zaak van lange adem. Het is om te beginnen al moeilijk mensen ertoe te brengen eraan te gaan werken. Wij vinden dat ze naar school moeten om te leren lezen en schrijven. Maar zij kunnen hele andere prioriteiten hebben. Meer of beter werk vinden, schuldenproblemen oplossen of mantelzorg voor een familielid. Zou zelfs u 's avonds nog naar school gaan als u zich daar overdag allemaal mee hebt moeten bezighouden? Als laaggeletterden dan de stap zetten om beter te gaan leren lezen en schrijven, betekent dat dat ze jarenlang in de klas zitten. Zo lang duurt het. Ook dat is dus een kwestie van lange adem. Laatste kanttekening. Er zijn 2,5 miljoen Nederlanders met een taalprobleem. Die zijn in veel gevallen ook ouder of grootouder. Zij kunnen hun kinderen of kleinkinderen niet voorlezen, hen niet helpen met hun huiswerk en ze organiseren geen uitjes naar een museum. Kun je dan verwachten van hun kinderen dat zij veel 'leerzin' en 'taallust' hebben? Het is belangrijk dat kansenongelijkheid niet generatie na generatie wordt doorgegeven. Ik hoop oprecht dat de Orde van den Prince daaraan kan bijdragen."

 

Rode lamp

 

Het werd tijd voor hooggeleerde sprekers. Als eerste trad aan professor Maurice de Greef, hoogleraar Leereffecten laagopgeleiden en laaggeletterden aan de Vrije Universiteit Brussel, houder van de Unesco-leerstoel Volwasseneducatie en extern onderzoeker aan Maastricht University. Hij was recentelijk te laat voor een afspraak in het ziekenhuis, zo vertelde hij aan het begin van zijn betoog. Tijdens het aanmelden bij een terminal ging een rode lamp branden. Op het scherm verscheen de boodschap dat hij zich bij het planningsbureau moest melden. "Kun je je voorstellen dat je die boodschap niet kunt lezen? Dat je aan de persoon achter je in de rij moet vragen wat daar staat?" Professor De Greef stortte in hoog tempo feiten over laaggeletterdheid uit over het publiek. "Mensen met een lage sociaal-economische status gaan gemiddeld zes jaar eerder dood en leven gemiddeld negentien jaar minder gezond. 42% van 139 door Unesco onderzochte landen besteedt minder dan 1% van het publieke budget aan volwasseneneducatie en dat is best weinig. Mensen met een taalachterstand die een leertraject aangaan, ervaren na vijftien weken een betere psychische gezondheid en 20 tot 30% vindt werk. Een goed leertraject begint met een goede docent, wordt goed ondersteund door een vrijwilliger, werkt met kwalitatief hoogwaardig materiaal en biedt de cursisten de mogelijkheid het geleerde in de praktijk toe te passen. Een goed leertraject zet de vrijwilliger dus niet in als docent. Wel als iemand die helpt bij het oefenen in de praktijk."

 

Misverstand

 

Professor Piet Van Avermaet doceert multiculturalisme studies, meertaligheid in onderwijs en taalbeleid aan de vakgroep taalkunde van de Universiteit Gent en is daar tevens directeur van het Steunpunt Diversiteit & Leren. Zijn centrale boodschap op de Algemene Ledendag was het weerleggen van een misverstand. "Sociaal-etnische ongelijkheid is een hardnekkig probleem in de samenleving en in het onderwijs. Dat is zo. Het 'taalgebruik thuis' wordt daarbij vaak als oorzaak gezien van taalachterstand. En dus wordt er sterk ingezet op het verwerven van het Nederlands met taalbaden en verplichte inburgeringscursussen." Een groot aantal argumenten volgde, met als rode lijn: benut nu toch het taalkapitaal van de meertaligheid dat nieuwkomers hebben. Dat ze thuis een andere taal spreken, is geen belemmering, maar een kans. Als ze ook hun 'thuistaal' in een toets mogen gebruiken, scoren nieuwkomers hoger, zo blijkt uit experimenten. Dat is misschien een obstakel voor de Vlaamse docenten, want die begrijpen die thuistaal niet. Maar het toont aan dat die leerlingen beter scoren als ze kunnen 'spelen' met hun talen.

 

Mythe

 

Talen staan elkaar dus niet in de weg. Het is daarbij volgens professor Van Avermaet overigens een mythe dat kinderen die thuis een andere taal spreken die taal buiten de klas altijd spreken. "Het is dynamischer en meerlagiger dan dat. Er zijn Vlaamse scholen die - met de beste intenties omdat ze het kind meer kansen willen bieden - anderstalige leerlingen een sticker op hun jas plakken als zij op het speelplein een andere taal dan het Nederlands spreken. Maar het taalgebruik van die kinderen is een mix. Ze praten over hun vakantie in het Arabisch, Turks of Berbers. Maar als het over school gaat, praten ze erover in het Nederlands." Beheersing van het Nederlands is volgens professor Van Avermaet uiteraard essentieel om in de samenleving te kunnen functioneren. Maar volledige beheersing van het Nederlands mag geen voorwaarde zijn om te kunnen participeren. "Sociale inclusie eindigt niet met een taalcursus of een inburgeringsexamen, ze begint dan pas. Los van dat alles laat internationaal onderzoek duidelijk zien dat het toch echt de sociaal-economische achtergrond van leerlingen is die bepaalt hoe succesvol ze zijn in het onderwijs en niet hun anderstaligheid."

 

      

 

Taalcoaching

 

Na een prima verzorgde lunch en de mogelijkheid om langs de standjes te lopen van afdelingen en organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid, was het tijd voor vier workshops. De deelnemers konden er elk twee bijwonen. Elise Zomer van 'Het begint met taal' had voor de deelnemers aan haar workshop een duidelijke boodschap: help ons om nieuwkomers te laten oefenen met de Nederlandse taal. Taalcoaching dus. "Wie herkent het niet?", stelde Elise Zomer. ''Heb je jarenlang Frans gehad op de middelbare school. Ben je op een camping in Frankrijk en kun vervolgens je geen zinnig woord wisselen met dat leuke Franse meisje of die leuke Franse jongen… Mensen die een taal willen leren, moeten 'taalkilometers' maken. Oefenen, oefenen en oefenen. De taal durven gebruiken. Het netwerk uitbreiden. Meedoen! Onderzoek wijst uit dat anderstaligen hun eigen zaken sneller kunnen regelen en minder een beroep moeten doen op sociale voorzieningen als ze kunnen oefenen en meedoen." Er zijn verschillende manieren om die taalcoaching vorm te geven. Aan huis, in een vertrouwde omgeving. In de bibliotheek, één op één. In groepsverband. In een taalcafé, waar informeel over van alles gepraat kan worden. En in een wat formeler Taal en toekomst-verband, waarin jongeren aan een opleiding, stage of baan worden geholpen. "Elke aanpak heeft voor- en nadelen. Het gaat om wat bij iemand past."

 

Heerlijk Helder Nederlands

 

Helder communiceren in Heerlijk Helder Nederlands. Dat stond centraal in de workshop van de Enschedese wethouder Jeroen Hatenboer en de Enschedese beleidsambtenaar Ninke van der Kooy. Ninke had in het notariaat geleerd dat juist wel ingaan op emoties en dus niet star vasthouden aan juridische wetmatigheden ertoe leidde dat zaken voor alle betrokkenen veel bevredigender konden worden afgesloten. Dat wilde ze als juridisch beleidsmedewerker bij de gemeente Enschede ook toepassen. Ze vond daarbij vier jaar geleden de toen nieuwe wethouder Jeroen Hatenboer aan haar zijde. Die had na dertig jaar ervaring in de horeca geleerd dat je moest doen wat de klant wilde. Intern liep Ninke tegen de nodige problemen aan. Doordat haar juridische afdeling steeds meer problemen kon oplossen zonder rechtszaken, wilde de gemeente haar ontslaan. Als ze geen rechtszaken voerde, was haar functie immers overbodig. Dankzij de rugdekking van wethouder Hatenboer ging dat ontslag niet door. Ninke probeerde inmiddels alle ambtenaren duidelijk te maken dat de standaardbrieven die zij naar burgers stuurden best wel intimiderend konden overkomen. En contra-productief. Er werden nieuwe standaardbrieven opgesteld. De oude standaardbrief aan burgers met een betalingsachterstand, was meteen heel dreigend en confronterend. De toon van de nieuwe brief was erop gericht dat er een oplossing kon worden bereikt. De tekst was ook eenvoudiger geformuleerd en dus beter te begrijpen. Uiteindelijk leidde deze aanpak tot de 'Enschedese Schrijfwijzer' (zie onderaan deze pagina), een boekwerkje dat de ambtenaren heel concreet hielp om beter te communiceren met de inwoners. Termen als alsmede, bescheiden, dient, krachtens, middels het schrijven en zulks, komen in de nieuwe standaardbrieven niet meer voor.

 

 

Voorkomen

 

José Keetelaar, projectleider laaggeletterdheid en gezondheidsvaardigheden bij de GGD Gelderland-Zuid en bekroond als 'taalheld 2017', kwam in haar workshop 'Voorkomen is beter dan genezen' vertellen over de praktische problemen waar laaggeletterden in de gezondheidszorg tegenaan lopen. In een pilot in Nijmegen is ze al twee en half jaar intensief bezig met bewustwording, het herkennen van de problemen, goed doorverwijzen, begrijpelijk communiceren en het probleem zichtbaar maken in de wachtkamers van professionals. De gemeente heeft het project ook voor de volgende vier jaar gefinancierd, want de praktische problemen van laaggeletterde mensen in de gezondheidszorg zijn groot. Schaamte en angst om iets te moeten lezen én het kundig kunnen verbloemen van de problematiek zorgen ervoor dat artsen, apothekers en zorgverleners laaggeletterden vaak overschatten. Begrijpend lezen van soms moeilijke folders, websites en formulieren is voor deze mensen echt een probleem en hun digitale vaardigheden zijn vaak minimaal. Professionals herkennen dit onvoldoende.

 

 

Sleutelwoorden

 

In de praktijk komt het er volgens José Ketelaars op neer dat laaggeletterden alleen de makkelijke woorden lezen en de sleutelwoorden in een tekst meestal niet begrijpen. Woorden als thorax en diabetes en voorschriften als 'nuchter komen', worden nauwelijks begrepen, net als moeilijke bijsluiters. José Keetelaar illustreerde deze problematiek met concrete en verhelderende filmpjes (op websites als www.pharos.nl en www.sense.info). De deelnemers waren verrast om te ervaren dat je sleutelwoorden echt voor 100% nodig hebt om een tekst te kunnen begrijpen, áls je die sleutelwoorden zelf al begrijpt. Het is volgens José Ketelaars dringend noodzakelijk de communicatie in de gezondheidszorg te verbeteren. Daar zijn veel mensen, en misschien ook leden van de Orde, als bruggenbouwers bij nodig. Er werd tot slot geanimeerd gediscussieerd. Hoe herken je laaggeletterdheid? Hoe breng je vraag en aanbod bij elkaar? Kunnen we als Ordeleden een netwerk van contacten realiseren? Wat is de cruciale rol van het basisonderwijs in deze problematiek? En hoe kun je laaggeletterden beter begrijpen en benaderen? Eén ding was duidelijk: er is op deze vlakken nog veel werk aan de winkel…

 

 

80.000 Nederlanders

 

De inleiding van de workshop 'Laaggeletterdheid - iedereen kan iets bijdragen' werd verzorgd door Arjan Beune, adjunct-directeur van de Stichting Lezen en Schrijven.  De stichting heeft met ruim honderd gemeenten in Nederland contact over programma's om laaggeletterden taalvaardiger te maken. Deze samenwerking heeft ertoe geleid dat 80.000 Nederlanders de laatste tien jaar taalles zijn gaan volgen. Is dat veel? Niet als je dat aantal afzet tegen de omvang van de doelgroep. Er zijn immers maar liefst 2,3 miljoen laaggeletterden in Nederland. Twee aanwezige taalambassadeurs, Jos Niels en Ronny Stoop, vertelden hun verhaal. Hoe Jos - een succesvol ondernemer - vroeger zijn kinderen niet kon voorlezen en nu optreedt op de school van zijn kleinkind als voorleesopa. Zij vroegen om aandacht voor andere laaggeletterden die uit schaamte vaak nog niet 'uit de kast zijn gekomen'. De Ordeleden werden opgeroepen om in hun omgeving meer bekendheid te geven aan het fenomeen van laaggeletterdheid. Haal laaggeletterdheid uit de taboesfeer, nodig een taalambassadeur uit op een avond van je afdeling, word taalmaatje of organiseer een activiteit in de Week van de Alfabetisering. De voorzitter van de afdeling Kennemmerland sloot de bijeenkomst af met een beschrijving van hun geslaagde activiteit op het gebied van de leesondersteuning. Bijna alle leden van zijn afdeling doen daaraan mee, sommigen wekelijks, anderen een keer per maand.

 

Afgesloten

 

Het inhoudelijke deel van de Algemene Ledendag werd afgesloten door President Godelieve Laureys die samenvatte wat er die dag allemaal was gezegd. Ze memoreerde hoe de twee taalambassadeurs hun rampzalige situatie hebben kunnen doorbreken. Hoe professor De Greef aantoonde dat een succesvolle aanpak van laaggeletterdheid niet alleen noodzakelijk, maar ook mogelijk was. Hoe professor Van Avermaet liet zien dat we minder krampachtig moeten doen over het gebruik van 'thuistalen', zeker in Vlaanderen, waar dat onderwerp onnodig gepolitiseerd is. Hoe de deelnemers tijdens de voortreffelijke lunch konden shoppen bij de standjes van afdelingen en organisaties die zich bezighouden met laaggeletterdheid. Hoe in de workshops al deze thema's nader werden uitgediept en bediscussieerd.

 

 

Allemaal ambassadeurs

 

Godelieve Laureys ging tot slot in op de vraag wat dit voor de Orde kon (of moest) betekenen. "De Orde is in 1955 in Vlaanderen opgericht toen heel wat verworvenheden op het gebied van de Nederlandse taal nog in een ver verschiet lagen. Er is in België nog altijd een zekere strijdbaarheid nodig, maar een Vlaams-Nederlands genootschap op het gebied van taal en cultuur heeft nu ook ruimte voor andere uitdagingen. In de geglobaliseerde wereld staat het Nederlands onder druk van het Engels, zo stelde Godelieve Laureys. Nederland en Vlaanderen zijn multi-linguistische samenlevingen geworden. Taalachterstand bij migranten en bij autochtonen zijn er in beide landen. Om af te ronden: als ik de ijver en het enthousiasme op deze Algemene Ledendag zie, dan lijkt me dat we daar wat aan willen doen. Dat betekent dat we meer naar buiten moeten treden en misschien zelfs een keer met een standpunt naar de krant stappen. En aan uw applaus hoor ik dat u het daarmee eens bent, waarvoor dank. Het betekent ook dat jullie allemaal vanaf nu ambassadeur zijn op het gebied van laaggeletterdheid. En de eerste doelgroep om te 'bewerken' zijn de andere leden in jullie afdelingen. Ik wens jullie daarbij alle succes toe."

 

Elwin Lammers

 

Foto's: Elwin Lammers en Ino Mulders

 

Met dank aan Nicole Hermans en Hein van der Hoeven (allebei afdeling Den Haag) voor hun verslagen over de workshops 'Voorkomen is beter dan genezen' en 'Laaggeletterdheid - iedereen kan iets bijdragen'.

 

 

Aanbevelingen en suggesties

 

De organiserende gewesten Oost-Nederland en Holland zijn bezig een overzicht op te stellen met aanbevelingen en suggesties voor afdelingen die iets met het thema laaggeletterdheid willen doen, inclusief een bijlage met adressen van instanties waarmee kon worden samengewerkt. Dit overzicht zal naar alle deelnemers aan de ALD verstuurd worden en ook in de PrincEzine van november worden opgenomen. De powerpointpresentaties van alle sprekers zullen daar deel van uitmaken.

 

 

Wie meer foto's wil zien, kan hier klikken naar een overzicht van ruim honderd foto's op de fotodienst Flickr. De foto's kunnen daar ook gedownload worden.

 

      




Documenten



Terug naar overzicht »